Geen overbodige luxe

8 augustus 2022 - North-West, Botswana

Maandag 8 augustus.
Het is 7.30 uur als ik Paul de tent uit hoor glippen. We hebben uitgeslapen :-). Eigenlijk hadden we gepland dat we vandaag naar Khwai zouden rijden, het gebied ten noorden van Moremi. Maar na twee lange, hele lange  safaridagen was het voor Teun en mij de koek even op, en dus hebben we een time-out ingelast.

Als alles gisteren volgens plan was verlopen was het nog wel een optie geweest, maar zoals ik al eerder schreef zijn we steeds nèt te optimistisch en rekenen we steeds nèt te weinig tijd voor onverwachte gebeurtenissen.

Zoals bijvoorbeeld de auto met een lekke band die we gisteren tegenkwamen, toen we zondagmidddag (zelf al redelijk aan de late kant) van Moremi naar onze camping Mankwe reden.
De zon begon al onder te gaan en het liefst waren we lief lachend gepasseerd, maar dat konden we echt niet maken; de kans dat er nog iemand anders voorbij zou komen, was - zeker op dit tijdstip - niet zo groot. Het bleek te gaan om een klein safari-autootje, gevuld met jonge kinderen, hun moeder, oma en vriendin uit Amerika en een onbeholpen bestuurder, die amper Engels sprak.
De vrouwen stonden er hulpeloos bij en de bestuurder zo mogelijk nog hulpelozer. Het bleek hun derde lekke band van de dag en zover we begrepen was er een flinke rijd daarvoor een auto met een 'rode kentekenplaat' (?, bleek later een overheidsplaat) weggereden om de banden te laten 'oppompen'. Of wij misschien een pomp hadden voor deze band?
Gelukkig hadden - en hebben - we die inderdaad, want de banden opppompen en weer gedeeltelijk leeg laten lopen is hier zowat dagelijkse kost, afhankelijk van het soort weg dat je rijdt. Zacht zand vraagt om hele zachte banden, al is het alleen al om te voorkomen dat je niet bij elke hobbel met je hoofd tegen het dak zit. Ondanks dat we hier amper een stap lopen, telt onze telefoon er met gemak 13.000; één voor elke hobbel.
Maargoed, Paul ging gelijk in de actie, terwijl ik een praatje maakte met de passagiers. Ze bleken doodsbang voor leeuwen. Zeggen dat die vast niet in de buurt zouden zijn was geen optie, want we hadden ze die ochtend nog gezien, evenals een luipaard een paar dagen eerder, vlakbij de plek waar we op dat moment stonden. Ik probeerde hen (en mezelf) gerust te stellen door te vertellen wat ons in Tanzania altijd werd gezegd: als je in een groot afgeschermd geheel zit dat naar mens ruikt (zoals in dit geval de safariauto), ben je geen prooi in de ogen van een leeuw. Bovendien sta je niet op hun menu; alleen leeuwen die één keer per ongeluk een mens geproefd hebben, schijnen meer van ons te willen. Want we smaken wel lekker, maar zolang ze dat niet weten, is een auto gevuld met mensen gewoon een vreemd object waar je als leeuw niet van kunt profiteren.
Getuige de grote hoeveelheid filmpjes van mensen in daktenten met leeuwen onder en rond de auto, ga ik ervan uit dat dit klopt. En gezien mijn ervaring die nacht, met een olifant die op vijf meter van onze auto een vuilnisbak stond te molesteren, maar (godzijdank) geen interesse toonde in onze auto en/of de auto's van medekampeerders, maak ik mezelf wijs dat het ook geldt voor olifanten.
Persoonlijk zou ik daar in hun situatie veel banger voor zijn, en dan met name voor de slecht gehumeurde, waarvan wij er in dit gebied opvallend veel tegenkwamen. Anders dan op andere plekken lijken de olifanten hier minder relaxed, wat leidde tot een aantal  behoorlijk spannende ontmoetingen met deze doogaans vriendelijke reuzen. Een uurtje daarvoor stonden we bijvoorbeeld op grote afstand bij een waterplas (toch klinkt waterhole beter), waar een medium-exemplaar Ellie zichzelf ogenschijnlijk rustig stond te bemodderen. Paul besloot even zijn benen te strekken; hard nodig na urenlang intensief rijden. Ineens besloot onze vriend dat hij het hier niet mee eens was, en daar was onze eerste 'mock-attack': een olifant die toeterend en met flapperende oren op je af komt rennen om je te laten weten dat je op moet zouten. Doodeng. Dit is dus precies de reden dat Paul altijd rijdt: van de opties 'fight', 'flight' or 'freeze' is hij van de eerste categorie en ik van de laatste. Het ultieme bewijs is geleverd: terwijl ik alleen maar 'nee, nee, nee!' kon roepen, stapte Paul ogenschijnlijk kalm in de auto, deed de deur dicht, startte en reed naar achteren. En op dat moment was het ook gelijk weer voorbij: olifant naar zijn bosje, wij op nog grotere afstand op een heuvel, allemaal even bijkomen van deze onprettige ontmoeting.
Daar dacht ik dus aan, terwijl ik bij dat safari-autootje stond, in de 'middle of nowhere', omgeven door bosjes waar ieder moment iets uit tevoorschijn kan komen. Of zomaar uren niet, zoals we ook al vaak hebben meegemaakt. Precies dat is waar je het normaal gesproken voor doet: niet te weten wat je te wachten staat en de kick van bijzondere dieren ontdekken. Alleen is daarbij een rijdende auto wel zo ongeveer een eerste levensbehoefte.
En terug naar de Amerikanen: die hadden zij niet. Omdat het oppompen niet hielp, een vierde band (wat een van onze reservebanden zou moeten zijn) het waarschijnlijk ook snel zou begeven, er al iemand op was uitgestuurd om hulp te halen én zij er zelf ook op aandrongen, besloten we uiteindelijk verder te rijden, met de belofte dat we bij de dichtstbijzijnde camping zouden vragen of er hulp zou kunnen komen. Die camping, 5 km verderop, bleek echter verlaten, op wat wildkampeerders na, die geen idee hadden waar de receptionist was en evenmin over een satteliettelefoon beschikten. Door naar de grotere weg dan maar, in de hoop dat we daar iemand konden waarschuwen. Welgeteld drie auto's kwamen we tegen, geen van allen met de mogelijkheid om iemand te bellen. We besloten door te rijden naar onze eigen lodge, om daar iemand te waarschuwen, ondertussen biddend dat we geen andere auto's meer tegen zouden komen, omdat die zo'n stofwolk veroorzaken dat je de eerste kilometer daarna amper meer wat ziet. De stemming in de auto daalde tot onder het vriespunt en er ontstond een discussie met de jongens waarom wij geen satelliettelefoon hadden. Tja, dat begon ik mezelf ook af te vragen. Gezien de route die wij voor ogen hadden, leek het vooraf niet nodig, aangezien we ons niet in gebieden of wegen begeven waar dagen niemand langs komt. De verhuurmaatschappij bevestigde dat, en met een Botswaanse Mascom-simkaart zouden we een heel eind komen. Een heel eind inderdaad, maar niet tot in Moremi; ik heb hier inmiddels al drie dagen nul bereik. Daar hadden we geen stress van, aangezien we in noodgevallen altijd op minder dan twee uur rijden van de bewoonde wereld zijn, met genoeg middelen en materialen in de auto om onszelf in principe een paar dagen te kunnen redden. Maar hoe letterlijk je zelfredzaamheid hier moet nemen, werd nu ineens wel heel duidelijk, om 19.30 uur, op deze pikdonkere weg en geen levende ziel meer te bekennen. Gelukkig had Thom, de lieve receptionist bij Mankwe op ons gewacht en beloofde hij mensen te bellen in de buurt van de gestrande Amerikanen, om te voorkomen dat ze daar de nacht zouden moeten doorbrengen. Vermoeid streken we neer op onze kampeerplek, maar voor we konden ontspannen, moest er wel weer even serieus kamp gemaakt worden. Vuur maken, lamp strategisch ophangen, alert zijn op wat er om je heen is; we zijn er inmiddels al wat meer aan gewend, maar als je er niet zo lekker inzit, is dat best intensief. Luuc en Paul varen er wel bij, Teun en ik wat minder. Dat uitslapen en straks weer even naar het comfort van de lodge, is dus geen overbodige luxe.

1 Reactie

  1. Henk & Wil:
    10 augustus 2022
    Pffffff, wat een dag met spanningen