De harde werkelijkheid
12 augustus 2019 - Langebaan, Zuid-Afrika
Een winterse zondagmiddag in Morreesburg, Zuid-Afrika. Het is grijs, bewolkt en een graad of 15. Er is bijna niemand op straat, de rolluiken zijn naar beneden en er rijdt amper verkeer. Het stadje oogt uitgestorven en troosteloos.
Wij zijn op doorreis en moeten even stoppen om wat paracetamol te pakken voor Luuc, die een paar dagen geleden zijn teen zo hard heeft gestoten dat zijn nagel los is gekomen.
Terwijl Paul met Luuc bezig is, zie ik een jongen aarzelend dichterbij komen. Ik kan niet zo goed inschatten hoe oud hij is, maar zo op het eerste gezicht te oud om nog als kind te worden gezien en tegelijkertijd duidelijk te jong om volwassen te zijn. Zijn kleding is groezelig, maar heel, zijn schoenen versleten. Vlak voor de auto blijft hij staan. Ik kijk naar hem, maar krijg geen oogcontact. Zijn blik is gericht op de auto en de jongens achterin. En op Paul, die Luuc aan het verzorgen is. Verlangend.
Mijn hart breekt. Het liefst zou ik deze jongen vast willen pakken en dicht tegen me aan houden. Warmte willen geven, letterlijk en figuurlijk. Ik stap uit en loop naar hem toe. "Wat heb je nodig?" Het antwoord is fluisterend, ik versta hem niet. Ergens denk ik dat ik hem hoor zeggen "water". Ik herhaal: water? food?.
Bij het woord 'food' komt er een voorzichtig knikje. Ik kan het brok in mijn keel amper meer wegslikken, maar herpak mezelf. Even praktisch nu, wat kan ik hem geven? Dan denk ik aan de stukken pizza die we net bij de lunch hebben meegenomen, omdat Luuc ze niet op kon. En aan het pak sap dat in de koelkast staat. Ik pak het en geef het hem. Snel loopt hij ermee naar de overkant van de straat, richting een prullenbak. Even ben ik in verwarring. Zou hij....?! Nee, natuurlijk niet. Hij gaat zitten en begint snel te eten. En te drinken. Beschaamd om mijn gedachte dat hij het misschien wel weg ging gooien, wend ik mijn blik af.
Even later gaan we verder. De plek waar de jongen zat is leeg. In mijn maag zit een knoop. 'Wat had ik hem meer kunnen geven?' 'Waar zou hij wonen?' 'Was dit het eerste wat hij vandaag at?' 'Waarom heb ik hem de broodjes die op de achterbank stonden niet gegeven; helemaal niet aan gedacht, wat stom!' De gedachten buitelen over elkaar heen. Ik had meer willen doen, móeten doen!
Dan rijden we de hoek om. Daar staat hij. Met een voorzichtige lach, zwaaiend met het pak sap. Paul, die niet veel mee heeft gekregen van dit alles, rijdt door. En ik slik. En zwijg. En realiseer me dat ik niks voor deze jongen kàn doen. Niks om zijn verlangen te vervullen, om zijn toekomst minder uitzichtloos te maken. Hij zal het zelf moeten rooien, op zijn versleten gympen en in zijn smoezelige trui. Omdat hij hier geboren is en hier opgroeit. Te oud om kind te zijn en te jong om als volwassene te worden gezien...
Ik gun hem met heel mijn hart het allerbeste.
De werkelijkheid is hard. Keihard.
Hester, wat heb jij dat boeiend & pakkend geschreven!
We zijn er stil van.
Na mijn bezoek aan Zuid-Afrika besloot ik maandelijks Kinderfonds Mamas te ondersteunen zodat er hopelijk meer kinderen kans hebben op een toekomst .
Maar wat kan je doen? Het is het grote systeem....
Maar jij hebt hem het gevoel gegeven dat hij "er toe doet" en dat is zoooo waardevol Hes....❤️
Dikke kus x